Poegel
Klappertandend lag Poes op de vensterbank. Voorpoten gekromd tot grijpgrage klauwen, de ogen starend, kaken in een verlekkerde trilling. Een benauwd geluid ontsnapte haar. Achter het dubbele glas op het randje van de schutting zat de ekster. Uitdagend wipte die af en toe op en héén en weer, keek schalks naar Poes, knipoogde en vloog de ruimte in.
Poes ontspande zich. Herschikte haar vel. Rekte zich en kloof de nagels van haar rechterachterpoot. De strepen en vlekken van haar cyperse lapjesvacht vonkten in de zon.
Poes poetste verder en dacht: ”Mijn act is niet slecht.” Tersluiks keek ze naar haar maatje in de mand maar die liet enkel wat tevreden gesnurk horen. Alleen het vrouwtje die aan de tafel had zitten schrijven had haar geamuseerd bekeken. “Dat kwam mooi uit”, dacht Poes, “heeft die ook weer eens gezien dat ik eigenlijk een roofdier ben”. Ongedurig ging ze weer liggen en viel uiteindelijk in slaap. Ze droomde van haar opwindende jonge jaren.
De tuin was haar liefste speelgebied. Gefascineerd door het gefladder en getjilp van e vogels was ze geweest. Uren lag ze op de loer maar steeds als ze met hen wilde spelen waren ze verschrikt opgevlogen. Dat was natuurlijk ook een leuk spelletje maar Poes wilde meer. En op een dag had ze het gevraagd aan een mus die in de heg zat: “Zeg, wil jij me misschien leren vliegen?”. De mus had zich terplekke een rolberoerte gelachen en de hele familie erbij geroepen: “Ha,ha moeten jullie nou horen….ha,ha” Maar toen Poes doodleuk was blijven zitten had Mus een achter haar oren gekrabd. ”Tja, je leren vliegen….je hebt geeneens vleugels….maar wacht, ik haal Ekster er wel bij, die is zo slim!” en weg was Mus.
Poes wachtte een dag en nog een dag en de dag daarna zat ze wéér in de tuin.
“Dag Poes, hier zijn we!”, zong Mus en achter haar kwam met groot geruis Ekster neer.
“Zo, zo dus jij wilt leren vliegen?” sprak Ekster met een schelle stem.
“Eh, ja meneer,” piepte Poes. Brr Ekster was wél groot!
Met zes verende sprongen kwam Ekster op haar af en Poes kroop van bangigheid met haar buik tegen de grond. Ekster bekeek haar van oor tot staart en zei: “Bij gebrek aan vleugels zal ik een beetje moeten toveren”. “Oh maar ik wil wel een poes blijven hoor,” reageerde Poes geschrokken. “Wees maar niet bang, ik maak alleen je staart een beetje sterker en je oren ietsje groter,” stelde Ekster haar gerust. “Voordat ik dat doe moet je ons beloven dat je nooit meer op vogels jaagt. Als je die belofte verbreekt, zal je tijdens de eerstvolgende vliegtocht plotseling je vliegkracht kwijtraken, is dat je duidelijk?!” “Maar hoe moet dat dan met m’n vriendjes?” “Je doet maar alsof als het echt niet anders kan, Nou wat wil je?”
Poes hoefde niet lang te denken, “Ik wil erg graag vliegen meneer”, zei ze. Ekster maakt zich extra groot, spreidde allebei zijn vleugels uit zodat die de oorpunten van Poes raakten en sprak: “Hoewel niet geboren voor vrije vlucht, voortaan kun jij bewegen in de lucht”.
Een kriebeling doortrok het lijf van Poes, verder gebeurde en niets spectaculairs maar dat is vaak zo met grote veranderingen.
Ze keek naar Ekster en de mus die nieuwsgierig was blijven zitten en vroeg: “Wat nu?”
“Je staart is sterk genoeg om je op te tillen als je hem snel genoeg ronddraait en met je oren kun je sturen. Je zal een beetje moeten oefenen maar ach, dat hebben wij ook gedaan, niet waar?” en krijsend van het lachen vertrok Ekster. Toen begon voor Poes een periode van vallen en opstaan. Eerst bleef ze rustig liggen en draaide voorzichtig rondjes met haar staart. En ja hoor, ze hoefde niet eens zo hard te draaien of daar gingen haar achterpootjes de lucht al in. Vlug hield ze er weer mee op. Stel je voor dat iemand haar zag…. Ze bedacht dat ze geen argwaan zou wekken als ze oefende terwijl ze ergens vanaf sprong. Zo gedacht zo gedaan. Ze sprong op het tuintafeltje en sprong er weer vanaf terwijl ze verwoed met haar staart draaide en statig zweefde ze naar de grond. Ha, dat was leuk! Stoutmoedig beklom ze schutting en deed hetzelfde en met een keurige slow motion sprong belandde ze in het gras. Ze klom er opnieuw op, sprong. Klom in de boom, sprong. Klom in de dakgoot en sprong. Ze werd steeds enthousiaster en driester. Het vrouwtje was buiten komen zitten en aaide even over haar kop en grapte: ”Wat ben je toch allemaal aan het doen? Probeer je soms te vliegen?”
Oeps! Geschrokken plofte Poes in de andere stoel en dacht: “Ik kan beter oefenen als het donker is geloof ik.”
Die nacht deed Poes geen oog dicht. Terwijl haar maatje op muizenjacht was probeerde ze zich mat haar staart te verheffen in de lucht. In het begin was het reuze vermoeiend om zo hard met haar staart te draaien maar al gauw had Poes de slag te pakken. Ze moest zich wel goed concentreren. Als ze ergens tegenaan dreigde te vliegen stuurde ze bij met haar oren maar soms vergat ze dan haar staart en duikelde zo een aantal keren pardoes naar beneden. Maar al doende leert men. Binnen de kortste keren kon Poes vliegen. Voor een bochtje naar rechts spitste ze haar rechteroor en voor een bochtje naar links….juist….jammer dat je geen staart hebt anders kon jij het ook misschien!
Als iedereen sliep oefende ze in de kamer en draaide prachtige achtjes om de poten van de lampen. Ze maakte er een gewoonte van om alleen te vliegen als het donker was en een enkele keer bij een sprong hoog van het dak. Bij de poezen uit de buurt kreeg ze de reputatie dat ze van de grootste hoogten kon springen en toch nog op haar pootjes terechtkomen en daar was ze best trots op. Dat ze nooit een vogel ving, ach zelfs poezen weten dat je niet overal even goed in kunt zijn. Voor de schijn klappertandde Poes wel als ze een vogel binnen bereik leek te krijgen maar wij weten nu waarom…
Annemarieke
naar hoofdpagina van Annemarieke Krabbendam
.